Geloofsleer genomen uit de Risālah van imam al-Bājūrī »
De eigenschappen die bevestigd worden
Hierna volgen de 20 eigenschappen/attributen van bevestiging. Het is verplicht (wājib) de volgende eigenschappen voor Allah te bevestigen:
1. Wujūd: Bestaan. Allah taʿālā bestaat.
2. Qidam: Pré-eeuwigheid. Allah taʿālā heeft altijd bestaan zonder begin.
3. Baqā’a: Eeuwigheid, oneindig bestaan. Allah taʿālā zal altijd bestaan zonder einde, Hij is al-Bāqī (de Eeuwige).
4. Mukhālafatu li’l-ḥawādith: Hij is niet zoals al het andere. Al het andere is een accident[1], in bestaan gebracht door de Schepper (Allah zelf) en bestond voorheen niet. De eigenschappen van Allah taʿālā zijn ook niet zoals de eigenschappen van al het andere. [Accident: “enige entiteit of gebeurtenis die afhankelijk is in diens (zijn/haar) bestaan van iets anders”)
5. Qiyām bi’l-Nafs: Zelfbestaand. Hij bestaat op zichzelf, zonder enige hulp of afhankelijkheid van iets of iemand anders.
6. Waḥdāniyyah: Absolute uniekheid. Hij is Eén en alleen qua wezen (dhāt), eigenschappen (ṣifāt) en acties (afʿāl).
7. Qudrah: Goddelijke macht die alle mogelijkheden omvat.
8. Irādah: Zijn Goddelijke wil. Middels zijn Goddelijke wil bepaalt Allah of dingen bestaan of niet bestaan. Zijn wil is absoluut vrij van invloed of dwang.
9. ʿIlm: Goddelijke kennis. Hij weet alles en Zijn kennis omvat alles. Niets is Hem onbekend.
10. Ḥayāh: Leven [niet zoals de levens van al het andere in de schepping.] Hij leeft zonder de mogelijkheid van overlijden. Alles zal overlijden of uitsterven, behalve Hij. Hij heeft altijd bestaan zonder een begin en zal eeuwig bestaan zonder einde.
11. Samʿ: Gehoor. Hij hoort alles, maar Zijn horen is transcendent (alles overstijgend). Dat wil zeggen, zonder organen zoals oren en niet zoals het horen van de schepping.
12. Baṣar: Zicht. Hij ziet alles, maar Zijn zien is transcendent. Dat wil zeggen zonder organen zoals ogen en niet zoals het zien door de schepping.
13. Kalām: Spraak. Zijn Goddelijke spraak is pré-eeuwig, ongeschapen en transcendent van letters en klanken/geluiden. Allah’s spraak is vrij van zaken en/of elementen die te vinden zijn in de menselijke spraak. Sterker nog: Allah’s spraak is vrij van zaken en/of elementen die in de schepping gevonden worden. In de Qur’an (vers 112:1) staat bijvoorbeeld: “Qul huwa Allahu aḥad.” Merk op dat het woord “qul” voor “huwa” staat. Allah’s werkelijke spraak kent geen zaken waarin sporen van ervoor of erna of veranderende toestanden (ʿirāb of binā) te vinden zijn.
14. Qādir: Hij is de Machtige.
15. Murīd: Hij wilt.
16. ʿĀlim: Hij is de Wetende.
17. Ḥayy: Hij is de Levende.
18. Samīʿ: Hij is de Horende. (Zie ook de punten 4 en 11)
19. Baṣīr: Hij is de Ziende. (Zie ook de punten 4 en 12)
20. Mutakallim: Hij is de Spreker (met Goddelijke spraak).
21. Fiʿlu kulli mumkinin aw tarkuhu: Het is mogelijk (jā’iz) in het recht van Allah taʿālā om iets te doen (fiʿl) of te laten (tark). [Mustaḥīl of muḥāl en wājib zijn uitgesloten van Goddelijke macht = qudrah]
De eigenschappen die Allah niet waardig zijn
De tegengestelden van de bovengenoemde eigenschappen zijn de 20 eigenschappen van ontkenning. Het is verplicht de volgende eigenschappen voor Allah taʿālā te verwerpen dan wel te ontkennen:[2]
22. ʿAdam: Niet-bestaan, nietigheid.
23. Ḥudūth: Vergankelijkheid. Het zijn van een accident. Dat wil zeggen: iets dat voorheen niet bestond en in het bestaan werd geroepen op een bepaald tijdstip. Let op: ḥudūth slaat ook op elke soort mogelijke verandering, of deze zich voordoet of niet.
24. Fanā’a: Vernietiging, beëindiging, einde. Het is onmogelijk voor Allah om op te houden te bestaan.
25. Mumāthalah: Gelijkenis. Het is in essentie absoluut onmogelijk (muḥāl fi dhātihi) voor Allah taʿālā om op iets van de schepping te lijken.
26. Ihtiyāj: Afhankelijkheid. Het is onmogelijk voor hem om afhankelijk van iets of iemand te zijn.
27. Taʿaddud: Pluraliteit, veelvoud, veelheid. Het is onmogelijk dat Allah een gelijke, partner, rivaal of concurrent kent. Allah kent geen gelijke qua dhāt (wezen), ṣifāt (eigenschappen) en afʿāl (acties). Allah is uniek in deze opzichten. Daarnaast zijn de eigenschappen van Allah, zoals qudrah, samʿ, baṣar etc., slechts enkelvoudig en niet meervoudig.
28. ʿAjz: Machteloosheid, onvermogen. Het is onmogelijk dat Allah taʿālā zwakte of machteloosheid kent.
29. Karāhah: Dwang. Het is onmogelijk voor Allah taʿālā om gedwongen te worden iets te doen.
30. Jahl: Onwetendheid. Het is onmogelijk dat Allah taʿālā onwetend is of dat Hij geen kennis over iets heeft.
31. Al-mawt: De dood. Het is onmogelijk dat Allah taʿālā dood is.
32. Ṣamam: Doofheid. Het is onmogelijk voor Allah taʿālā om iets niet te horen. Hij hoort alles.
33. ʿAmā: Blindheid. Het is onmogelijk voor Allah taʿālā om iets niet te zien. Hij ziet alles.
34. Bakam/bukm: Stomheid, het onvermogen om te spreken.[3] Het is onmogelijk voor Allah om niet in staat te zijn te spreken.
35. ʿĀjiz: Zwak of onmachtig. Het is onmogelijk dat iets niet in het vermogen van Allah taʿālā ligt. Hij is Almachtig en alles dat mogelijk is ligt in Zijn macht.
36. Kārih: Gedwongen. Het is onmogelijk voor Allah taʿālā om gedwongen te worden. Allah taʿālā is absoluut onafhankelijk en oefent Zijn wil uit zonder belemmering.
37. Jāhil: Onwetend. Het is onmogelijk dat Allah taʿālā onwetend is. Hij weet alles en is de Alwetende.
38. Mayyit: Dood. Zie punt 31. Allah is de Levende.
39. Aṣamm: Doof. Zie punt 32. Allah hoort alles.
40. ʿĀmā: Blind. Zie punt 33. Allah ziet alles.
41. Abkam: Stom. Zie punt 34.
Noodzakelijke eigenschappen van Profeten en Boodschappers van Allah
42. Ṣidq: Waarachtigheid. Het is noodzakelijk voor Profeten en Boodschappers om waarachtig te zijn. Het is onmogelijk voor hen om te liegen. Indien niet, dan zou hun boodschap verdacht worden.
43. Amānah: Betrouwbaarheid en eerlijkheid. Het is noodzakelijk voor Profeten en Boodschappers om betrouwbaar en eerlijk te zijn.
44. Tablīgh: Pre(di)ken en datgene van de Goddelijke boodschap afleveren wat hen opgedragen is om over te brengen. Het is verplicht voor Profeten en Boodschappers van Allah om de Goddelijke boodschap van Allah taʿālā aan de mensen af te leveren wat hen opgedragen is om over te brengen.
45. Faṭānah: Intelligentie. Het is vereist in het recht van de Profeten en Boodschappers van Allah dat zij intelligent zijn.
46. Ja’iz: mogelijk/ toegestaan – Het is mogelijk dat Profeten en Boodschappers van Allah taʿālā menselijke eigenschappen hebben die geen gebreken zijn en die evenmin in strijd zijn met hun nobele en hoogstaande positie. Menselijke eigenschappen, zoals lijden aan een ziekte etc., zijn mogelijk voor Profeten.
Eigenschappen die de Profeten niet waardig zijn in hun status van Boodschapper zijn
Hieronder worden de tegengestelden gegeven van de bovenstaande eigenschappen, die onmogelijk zijn voor Profeten en Boodschappers van Allah
47. Kadhib: Leugenachtigheid. Het is onmogelijk voor Profeten om te liegen. Dit zou anders impliceren dat het woord van Allah taʿālā een leugen is, hetgeen op zich absoluut onmogelijk is [muḥāl].
48. Khiyānah: Bedrog, vertrouwensbreuk. Het is onmogelijk voor Profeten om oneerlijk, bedriegend te zijn en om hun vertrouwensbanden te schenden.
49. Kitmān: Verhulling, verbergen. Het is onmogelijk voor Profeten om datgene van de Goddelijke boodschap wat hen opgedragen is om over te brengen te verhullen of te verbergen.
50. Balādah: stomheid, dwaasheid. Het is onmogelijk dat Profeten en Boodschappers van Allah taʿālā een gebrek aan intelligentie hebben.
Vrede en zegeningen zij met hen allen.
Afsluiting
Het is noodzakelijk om te geloven dat onze Meester Muḥammad (ﷺ) zal bemiddelen voor de gehele schepping op de Laatste Dag (al-shafāʿah al-ʿuẓmā). Het is ook noodzakelijk om te geloven dat men de Brug (Ṣirāṭ) dient over te steken en dat daden zullen worden gewogen op een Weegschaal (Mizān) op die dag en dat de gelovigen van water zullen worden voorzien uit de speciale vijver (ḥawḍ) van de Profeet (ﷺ). Het is noodzakelijk om te geloven in alle Profeten en Boodschappers in het algemeen en specifiek in de vijfentwintig met naam genoemd in de Nobele Qur’an.
[Dit artikel is een samenvatting van het boek Risalah fi Ilm al-Tawhid van de Mutakallim Sh. Ibrahim al-Badjuri rh. die een autoriteit is onder de schriftgeleerden en op het gebied van Ilm al-Kalam (geloofsleer). Het boek is naar het Nederlands vertaald en voorzien van uitleg. Bekijk het hier >>
[1] Een accident is volgens het normale spraakgebruik een ‘toevallige’ gebeurtenis, een voorval dat zich voor kan doen.
[2] Het is dus niet zo dat deze eigenschappen kunnen bestaan en dat Allah zichzelf daarmee niet heeft geattribueerd. Deze eigenschappen kunnen nooit bestaan m.b.t. Allah (muḥāl). Het wordt slechts vermeld om te begrijpen wat niet gepast is voor Allah.
[3] Dit kan ook doofstom zijn.
Volg lessen in Aqidah geloofsleer
Risalah al-Badjuri in Ilm al-Tawhid
Leer over de islamitische geloofsleer op gestructureerde wijze. Beginnend met Goddelijkheid, het Profeetschap en de berichtgeving. Geschreven door de Sheikh al-Islam Ibrahim al-Badjuri van Al-Azhari rh. Het is bedoeld voor de academische student, semi gevorderden.
- Over Allah ﷻ, Zijn Wezen, Eigenschappen en Handelingen
- Over de Profeten, wat hun betaamt en niet betaamt
- Over de berichtgeving van de nobele Profeet, zoals de Qiyamah, de hemel etc.
2 gedachten over “50 punten van geloofsleer in de islam”
asallaamu alaikum
hoe kan ik de les volgen op dit moment die nu gaande is
De lessen zijn al gaande. Je kunt je aanmelden via de link. We laten je dan weten.