De toepassing van Fiqh van noodzaak om levens te beschermen
De Islamitische Jurisprudentie (Fiqh) staat bekend om zijn draagkracht en toepasbaarheid ongeacht tijd, plaats, situatie en individu. Dit blijkt door de flexibiliteit die de islam toont bij zeer uitdagende en veranderende omstandigheden.
Speciaal voor zulke gevallen is er Fiqh al-Nawazil: Jurisprudentie en fatwa voor nieuw opkomende problemen. Deze baseert zich op het begrijpen en het toepassen van het concept van Darurah (noodzaak), waarmee in tijden van ontberingen de mensheid geholpen wordt uitzonderlijke situaties te overleven door het formuleren van fatawa.
Met de wereldwijde uitbraak van het Coronavirus (COVID-19) hebben moslims een dringende nood aan het toepassen van de Fiqh van noodzaak. Door middel van zulke fatawa vindt de mensheid vergemakkelijking in tijden van ontberingen, en kan zij tegelijkertijd ook de islamitische wet naleven.
In deze context zei Imam Shafi:
إن الأمر إذا ضاق اتسع وإذا اتسع ضاق
“Als een zaak moeilijk is, verlicht die dan; en als een zaak gemakkelijk is, beperk die dan”.
De Juristen en rechtstheoretici (Usulyun) leidden uit de handelingen en de stilzwijgende goedkeuring van de Profeet ﷺ een aantal wettelijke stelregels af die gelden in moeilijke tijden en omstandigheden. Deze stelregel luidt:
الضرورات تبيح المحظورات
“Noodzaak maakt het verboden toelaatbaar”.
Volgens Imam ibn al-Subki en al-Suyti wordt de noodzaak bepaald door de omvang daarvan. Juristen hebben op basis van deze ruimte in de wetgeving bij een levensbedreigende situatie toegestaan om bijvoorbeeld kadaver te eten of alcohol te nuttigen.
Het afleiden van de Fiqhregels is voornamelijk gebaseerd op het vinden van een zorgvuldig balans tussen algemeen belang (maslaha) en schade (mafsadah). Dit is waarom juristen verklaren dat het essentieel is om te balanceren wat onder noodzaak valt en wat een beperking is.
Op basis van noodzaak en balans daarin, wordt iets dus gedoogd/toegestaan wat normaal gesproken islamitisch verboden is, dit is wanneer het als doel kent om de volgende vijf doelen te waarborgen:
- 1) leven;
- 2) eigendom;
- 3) geloof;
- 4) nageslacht;
- 5) eer; of
- 6) om moeilijkheden op te heffen wanneer geconstateerd wordt dat een levensbedreigende situatie niet af te wenden is.
Over het laatste punt zijn de juristen eens dat het eveneens valt onder noodzakelijke menselijke behoeftes (hajiyyat). Ook hiervoor geldt hetzelfde oordeel, namelijk dat iets toegestaan/gedoogd wordt om zo de vijf doelstellingen te behalen. In dit opzicht waren de juristen het eens dat behoeftes, hetzij algemeen of persoonlijk, dezelfde regel neemt van noodzaak.
In de Fatawa van al-Nawazil is er ook een andere stelregel van de juristen bekend welke als volgt luidt:
المشقة تجلب التيسير
“Moeilijkheden leidt tot vergemakkelijking”.
Het toepassen van deze stelregels, in tijden van moeilijkheden of opkomende omstandigheden, zorgt voor het wegnemen van ontberingen. Voor de Mukallafeen (iemand die belast is met het naleven van de wet) faciliteert het gemak en dit principe toont in realiteit de grootheid van Fiqh aan en de draagkracht van de islamitische wet. Het is belangrijk dat schriftgeleerden en juristen realiseren dat het toepassen van deze stelregels, in tijden van nood of noodzaak, in overeenstemming is met het behalen van de vijf belangrijke doelstellingen van de islamitische wetgeving.
In casus Corona en de gezamenlijke gebeden
In navolging van deze wettelijke stelregels, heeft de Egyptische Dar al-Ifta en de Raad van Seniore Geleerden van al-Azhar verklaart, dat vanwege de COVID-19-uitbraak het toegestaan is om de gemeenschappelijke en vrijdaggebeden in moskeeën niet bij te wonen. Zonder twijfel wordt hiermee een van de doelstellingen van de islamitische wet bereikt; namelijk het beschermen van levens. Zeker met de snelle verspreiding van het virus over de wereld, zou de fatwa zelfs verder kunnen gaan zoals het voorkomen van algemene congregatie en andere vormen van bijeenkomsten.
[Het artikel verscheen op het moment dat de COVID-19 net uitbrak. De Fatwa van Al-Azhar is ondertussen veranderd naar een algeheel verbod op congregaties, waarbij moskeeën gesloten zijn voor het publiek met behoud van de tekens van de islam zoals de Azan. Een ieder wordt gemaand om thuis te blijven zoals de overheid dat ook adviseert. Deze regels zijn verantwoord door het aard van het virus waarbij een drager geen symptomen vertoont, zelf niet doorheeft, het virus makkelijk overdraagbaar is en andere kan infecteren. De ernst van het virus is gekend met zekerheid, namelijk dat bijeenkomsten bijdragen aan de verspreiding. Dit wordt ondersteund met het praktijk, statistieken, verklaringen van medici en specialisten van de gezondheidsinstanties en de feitelijke doden die gevallen zijn bij religieuze bijeenkomsten. Zaken die niet buiten beschouwing gelaten kunnen worden bij het uitgeven van een Fatwa. Immers heeft de nobele Profeet ﷺ verklaard: “Er is geen toestemming tot het schaden van jezelf noch anderen”. Een uitgebreide Fatwa met onderbouwing is onderaan te vinden met onderbouwde verklaring in de praktijk door Sh. al-Islam Ibn Hajar al-Asqalani (rh.) toen een epidemie zich voordeed in zijn tijd.
In de Fatwa van Al-Azhar wordt concluderend het volgende vermeld:
وقد ثبت بيقين أن التَّجمعات -في هذه الآونة- هي أكبر مُسبِّب للعدوى، وانتشار المرض؛ لذا كانت الدعوة إليها جريمة منكرة، وكان تجنبها واجب شرعي؛ لئلا يُساهم المرء في انتشار المرض؛ فيأثم بذلك أشد الإثم.
“Het is met zekerheid gekend en bewezen dat congregaties in deze tijd een van de kernreden vormt tot het infecteren van anderen, en bijdraagt aan het verspreiden van het virus. Het oproepen tot congregaties is in deze context een groot vergrijp en Munkar. Het weerhouden hiervan is islamitisch gezien Wajib. Dit is om te voorkomen dat iemand aandeel neemt in het verspreiden van de ziekte waardoor hij een zondaar wordt door het plegen van een ernstig vergrijp.”]
Waarschuwen ter behoud van levens
Omdat het virus de moslim overal in de wereld raakt door het houden van congregaties, wordt het noodzakelijk en verplicht voor de geleerden om mensen te waarschuwen van deelname aan religieuze bijeenkomsten en gezamenlijke activiteiten.
Dit komt omdat het beschermen van levens voorrang geniet boven het uitvoeren van religieuze riten, zoals de pelgrimstocht (hadj en ‘umrah) en (congregatie-) vrijdaggebeden.
Vele juristen van de islam hebben deze doelstelling en prioriteit eerder benoemd in hun werken.
Zo zei Imam al-Razi zei in zijn boek al-Mahsoul fi ‘Ilm al-Usul (deel 5, blz. 220):
أما التي في محل الضرورة فهي التي تتضمن حفظ مقصود من المقاصد الخمسة وهي حفظ النفس والمال والنسب والدين والعقل
“Zaken die onder Darurah vallen, betreffen zaken die van belang zijn voor het behalen van een van de vijf doelstellingen van de islamitische wet. Deze doelstellingen zijn: het beschermen van het leven, eigendom, nageslacht, geloof en intellect”.
Imam al-Zarkashi definieerde noodzaak in zijn boek al-Bahr al-Muheet (vol.7, P. 266) als volgt:
الضروري: وهو المتضمن حفظ مقصود من المقاصد الخمس التي لم تختلف فيها الشرائع، بل هي مطبقة على حفظها، وهي خمسة: أحدها – حفظ النفس: بشرعية القصاص، فإنه لولا ذلك لتهارج الخلق واختل نظام المصالح… رابعها- حفظ الدين… لأجل مصلحة الدين، والقتال في جهاد أهل الحرب…
“Noodzaak: Het behalen van een van de vijf doelstellingen, is een principe welke overeengekomen is door alle hemels wetgevingen. Deze zijn: Ten eerste, het beschermen van het leven, door (bijv.) vergelding te sanctioneren (qisas). Omdat zonder vergelding mensen elkaar zonder recht zouden doden en omdat anders conflicten ontstaan… Ten vierde, bescherming van de religie omwille van het geloof, en door het te verdedigen van misdadigers … ”
Imam al-Esnawi zei in Nihayat al-Soul Sharh Minhaj al-Wusul (vol.1, P.256):
الكليات الخمس أي: حفظ النفوس، والعقول، والأموال، والأنساب، والأعراض.
“De vijf doelstellingen van de islamitische wet zijn: Bescherming van levens, intellect, eigendom, nageslacht en eer”.
Imam al-Esnawi, meldt een andere opinie in hetzelfde boek namelijk dat ibn al-Hajib zei:
وحكى ابن الحاجب مذهبا: أن مصلحة الدين مؤخرة على الكل، لأن حقوق الآدميين مبنية على المشاحة
“In de lijst met doelstellingen komt het punt tot het waarborgen van de religie pas aan het einde, aangezien de rechten van mensen zich baseren op controverse”.
Riten versus Aqidah
In dit opzicht moet vermeld worden dat het schijnbare conflict tussen het beschermen van levens en het beschermen van religie alleen betrekking heeft op het naleven van de riten en niet op het in twijfel trekken van geloofsbelijdenissen (‘aqidah). (Omdat het in twijfeltrekken van de islamitische Aqidah, ongeloof is en nimmer legitiem wordt.)
‘Aqidah bij een gelovige is een vaste overtuiging van het hart, welke door het toepassen van noodzaak in Fiqh niet wordt aangetast. Daarom staat God de Almachtige toe, wanneer iemand gedwongen wordt ongeloof te uiten (bij direct gevaar voor leven), dat hij dat slechts verbaal uit:
مَن كَفَرَ بِاللَّهِ مِن بَعْدِ إِيمَانِهِ إِلَّا مَنْ أُكْرِهَ وَقَلْبُهُ مُطْمَئِنٌّ بِالْإِيمَانِ وَلَٰكِن مَّن شَرَحَ بِالْكُفْرِ صَدْرًا فَعَلَيْهِمْ غَضَبٌ مِّنَ اللَّهِ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ
“Hij die God verloocht, nadat hij heeft geloofd, behalve hij die tegen zijn wil werd gedwongen, terwijl zijn hart standvastig is in het geloof, maar zij die bereidwillig ongelovig zijn, op hen is toorn van God, en voor hen is een grote straf.” (Quran 16:106)
Dit vers werd geopenbaard toen de polytheïsten van Mekka, Ammar ibn Yasir (moge God tevreden zijn met hem) dwongen om ongepaste woorden uit te spreken over de Boodschapper van Allah ﷺ en hun afgoden te prijzen. Toen Ammar de Profeet ﷺ ontmoette, vroeg de Profeet ﷺ: “Ammar! Wat is er aan de hand?” Hij antwoordde: ‘O Boodschapper van Allah, ik ben geruïneerd! Deze tirannen gaven me zoveel pijn dat ik ongepaste woorden over u uitsprak en hun idolen prees.” Hierop vroeg de profeet ﷺ: “Wat was de status van je hart? ” Ammar antwoordde,” O Boodschapper van Allah, mijn hart is nog steeds in volledige overtuiging van het geloof ‘. De profeet ﷺ antwoordde: ‘Als ze het ooit nog eens doen, doe dan hetzelfde.’
De fatwa van Al-Azhar waarbij het oproepen tot congregaties in het licht van de huidige feiten een vergrijp is.
«اجتماع النَّاس للتَّكبير والدُّعاء في هذه الآونة لا يجوز، والدَّعوات إليه مُنكرة، واتباع إرشادات الوقاية واجب شرعي يأثم مُخالِفُه»
الحمد لله، والصَّلاة والسَّلام على سيدنا رسول الله وعلى آله وصحبه ومن ولاه، وبعد..
فإن الدُّعاء هو أجلُّ ما يتقرب به العباد إلى ربهم سبحانه؛ والإلحاح على الله به من أعظم أسباب رفع البلاء، وتفريج الهموم؛ قال الله سبحانه: {وَقَالَ رَبُّكُمُ ادْعُونِي أَسْتَجِبْ لَكُمْ…} [غافر: 60]، وقال سيدنا رسول الله ﷺَ: «الدُّعَاءُ هُوَ العِبَادَةُ..» [أخرجه الترمذي].
ولكن مع القول باستحباب الدُّعاء وقت حلول البلاء؛ فإنه لا بد من الإلتزام بآدابه وضوابطه، والتي منها عدم رفع الصوت والصِّياح به؛ قال الله سبحانه: {ادْعُوا رَبَّكُمْ تَضَرُّعًا وَخُفْيَةً إِنَّهُ لَا يُحِبُّ الْمُعْتَدِينَ} [الأعراف: 55].
قَالَ ابْنُ جُرَيْج: «يُكْرَهُ رَفْعُ الصَّوْتِ، وَالنِّدَاءُ، والصياحُ فِي الدُّعَاءِ، وَيُؤْمَرُ بِالتَّضَرُّعِ وَالِاسْتِكَانَةِ» [تفسير ابن كثير (3/ 428)].
أما بخصوص الاجتماع للدُّعاء عند النَّوازل، فمع أصل مشروعيته إلَّا أنّ رفع الضَّرر وحفظ الأنفس مُقدم عليه؛ فقد «قضَى -ﷺَ- أن لا ضررَ ولا ضِرارَ» [أخرجه ابن ماجه]، وقاعدة رفع الضَّرر هذه من قواعد الشَّريعة الإسلامية الحاكمة لغيرها من القواعد، والضَّابطة للعديد من الفتاوى والأحكام؛ لا سيما أحكام النَّوازل، ومسائل الأقضية المُستحدثة.
وقد ثبت بيقين أن التَّجمعات -في هذه الآونة- هي أكبر مُسبِّب للعدوى، وانتشار المرض؛ لذا كانت الدعوة إليها جريمة منكرة، وكان تجنبها واجب شرعي؛ لئلا يُساهم المرء في انتشار المرض؛ فيأثم بذلك أشد الإثم.
وقد قال الإمام ابن حجر -رحمه الله- عن أحوال مشابهة لهذه الظروف: «فليس الدعاء برفعِ الوباء ممنوعًا، ولا مصادمًا للمقدور من حيث هو أصلاً، وإنما الاجتماع له كما في الاستسقاءِ؛ فبدعة حدثت في الطاعون الكبير سنة (749 هـ) بدمشق … وخرج الناس إلى الصحراء ومعظمُ أكابرِ البلدِ فدعوا واستغاثوا، فعظُم الطاعونُ بعد ذلك، وكَثُرَ، وكان قبلَ دعائِهم أخفُّ!
قلت (أي: ابن حجر): ووقع هذا في زماننا، حين وقع أوَّلُ الطاعونِ بالقاهرة في 27 من شهر ربيع الآخَر سنة (833 هـ)، فكان عددُ من يموتُ بها دون الأربعين، فخرجوا إلى الصحراء في 4 جمادى الأولى، بعد أن نُودي فيهم بصيام ثلاثة أيامٍ، كما في الاستسقاء، واجتمعوا، ودعوا، وأقاموا ساعةً، ثم رجعوا، فما انسلخ الشهر حتى صار عددُ من يموت في كل يومٍ بالقاهرة فوق الألف، ثم تزايد!»
وبناء على ذلك، ومن مُنطَلَق مسئوليَّته الدِّينية والتَّوعوية؛ يُناشد مركز الأزهر العالمي الفتوى الإلكترونية أبناء الشَّعب المصري كافَّةً بضرورة ملازمة البيوت، وعدم الخروج منها إلا لضرورة، ويُبشِّر من قعد في بيته صابرًا راضيًا بقضاء الله بأجر الشَّهيد، وإنْ لم يمُتْ بالوباء؛ لقول سيدنا رسول الله ﷺ: «لَيسَ مِنْ رَجُلٍ يَقَعُ الطَّاعُونُ، فَيَمْكُث فِي بَيتِهِ صَابِرًا مُحْتَسِبًا يَعْلَمُ أَنَّهُ لَا يُصِيبُه إلَّا مَا كَتَبَ اللهُ لَهُ؛ إلِّا كَانَ لَهُ مِثْلُ أَجْرِ الشَّهِيدِ» [أخرجه أحمد].
كما يُفتي المركزُ بحرمة مُخالفة الإرشادات الطِّبيَّة، والتَّعليمات الوقائية التي تصدر عن الهيئات المختصة؛ لمَا في ذلك من تعريضِ النَّفسِ والغير لمواطنِ الضَّرر والهلاك.
حَفِظ الله البلادَ والعبادَ من كل مكروه وسوء، ورفع عنَّا وعن العالمين البلاء؛ إنَّه سُبحانه لطيفٌ خبيرٌ.
وصلَّى الله وسلَّم وبارك على سيدنا ومولانا محمد، والحمد لله ربِّ العالمين.